Kees de Muis zoekt een huis
Digitaal prentenboek: klik hier om te openen.
Tijdsduur: 3,5-5 minuten
Thema’s: wonen, bouwen, vriendschap
Kees de Muis zoekt een huis in Zandvoort
Digitaal prentenboek (zelfde als hierboven maar dan aan zee): klik hier om te openen.
Tijdsduur: 3,5-5 minuten
Thema’s: wonen, bouwen, vriendschap
Lied op Youtube: ‘Kees de Muis lag in de regen’
Klik hier om te openen.
Tekst & zang: Peter van Gestel
Laat de kinderen een foto meenemen van hun huis. Maak een ‘dorp’ door alle foto’s van huizen aan een paar waslijnen te hangen of op het prikbord te prikken.
Je moet alles weer makkelijk kunnen loshalen en hergroeperen. Want je kunt nu de foto’s steeds anders groeperen.
Bijvoorbeeld: wie woont in een nieuw huis; wie woont in een oud huis; welk huis is het oudst; welke het nieuwst; waar zie je dat aan?
Hang alle flats bij elkaar, alle huizen met een puntdak, alle rijtjes-huizen, boerderijen, alle huizen in dezelfde kleur etc.
Probeer met de kinderen te bedenken in wat voor huizen zij wonen, bijvoorbeeld: rijtjeshuis, boerderij, flat, vrijstaand huis, villa, twee-onder-een-kap, caravan, etc.
Plak afbeeldingen van deze gebouwen op een groot vel en ga tellen hoeveel kinderen in deze huizen wonen.
Maak er een mooi staafdiagram van, zie foto.
Verzamel een 15-tal voorwerpen uit de verschillende kamers van het huis. Bijvoorbeeld: badkamer, tandenborstel, tandpasta; keuken, pollepel, pannetje, bord; hal, paraplu, sjaal; woonkamer, kussentje, schemerlampje; slaapkamer, pyjama, beddengoed; toilet, zeepje, wc-papier; schuur, tuingereedschap, fietspomp
Praat met de kinderen over de verschillende kamers in huis. Laat de kinderen vertellen over hun eigen huis.
Welke kamers heeft hun huis; hebben ze thuis een zolder of kelder; heeft ieder huis dezelfde en evenveel kamers; welke kamers moet een huis per se hebben?
Leg alle voorwerpen die je verzameld hebt op tafel of laat de kinderen ze één voor één uit een tas halen. Wat is het? In welke kamer hoort het volgens jou thuis?
Kimspel (met maximaal 10 voorwerpen):
Een kind gaat uit de klas, haal een voorwerp weg, het kind komt terug en raadt welk voorwerp (welke voorwerpen) ontbreekt/ontbreken.